“Kerk blijft in oorlog met Tolstoj”, las ik op Kerknieuws. “En terecht”, was mijn spontane reactie, nog voor ik het artikel gelezen had. Nadat ik het artikel gelezen had, dacht ik: “En terecht!” Ik vind de argumenten die de zegsman van de Russisch-Orthodoxe Kerk aanhaalt zeer valide. Begrijp me goed: Lev Tolstoj – die vandaag precies honderd jaar dood is – was een groot schrijver, dat ontken ik niet (hoewel ik hem ook zeker niet de beste van de grote Russische auteurs vind… Geef mij maar de meer robuuste en grimmige Dostojevski). Maar een groot religieus denker was Tolstoj zeker niet.
Tot op zekere hoogte kun je Tolstoj zien als een exponent van een steeds weer terugkerende tendens in de geschiedenis van het christendom; de tendens namelijk om back to basics te gaan, om voor het eenvoudige leven te kiezen – geen poespas, geen opsmuk, maar ‘zuiver evangelisch leven’, zoals dat dan heet. Vaak is dat een begrijpelijke reactie op een steeds complexer en (in meerdere opzichten) rijker wordende kerk, die daarmee het risico loopt te vervreemden van Jezus’ basale boodschap van eenvoud en naastenliefde. De beweging van Franciscus van Assisi, om maar een voorbeeld te noemen, zou je ook langs die lijnen kunnen duiden (ik heb daar eerder over geschreven).
Maar de franciscanen zijn acht eeuwen later nog altijd een vitale beweging, terwijl er na krap een eeuw al geen tolstojaan meer te vinden is – althans, in religieuze zin; er bestaan natuurlijk wel literaire tolstojanen, lieden die fan zijn van Tolstoj, maar navolgers van de communale beweging die Tolstoj begon zijn nagenoeg niet meer te vinden. Waarin schuilt het verschil? Wat maakt de ‘back to basics‘-beweging van Franciscus zo succesvol, en die van Tolstoj een flop?
Nou, ik denk dat een belangrijk deel van de verklaring al schuilt in wat ik net schreef: er zijn nog Tolstoj-fans, maar amper religieuze tolstojanen. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dat ook precies is wat Tolstoj zocht: fans in plaats van medestanders. Hij begon een beweging rond zijn persoon, ter meerdere eer en glorie van niemand anders dan de auteur zelf. Lees zijn potsierlijke boekje Mijn biecht er maar op na. Daarin komt toch vooral een aartsnarcist naar voren, die mijmert over wat voor een grote schrijver hij wel niet is, maar hoe weinig voldoening hem dat schenkt – ach, wee.
Dergelijke ijdelheden waren Franciscus volmaakt vreemd; die wilde niet eens volgelingen, en zeker geen volgelingen die zijn persoon verheerlijkten. Hij stelde Christus centraal. En daarmee kom ik bij een volgend verschil. Oppervlakkig gezien kun je namelijk hetzelfde zeggen van Tolstoj. Die was ook duidelijk gefascineerd door de persoon van Jezus Christus. Zijn ook nogal potsierlijke boekje Mijn kleine evangelie biedt het perspectief van het zelfverklaarde genie op, juist, het levensverhaal van Jezus. Zoals de titel al zegt, is het een verkleind evangelie, een soort van uitgezuiverd verhaal over de bijzondere mens die Jezus was, zonder de mysteries en wonderen. “I remember when this whole thing began/No talk of God then, we called you a Man.” – In de rockopera Jesus Christ Superstar is het Judas die dit uiterst moderne sentiment onder woorden brengt. Of in de woorden van Tolstoj zelf:
“Ik zie de leer van Jezus niet als de leer van een god of een heilige, maar als de leer van een groot man.”
Als het enkel om dit geloofsartikel zou gaan, zouden er vandaag de dag nog wel veel tolstojanen zijn. Ik heb al vele mensen woorden van gelijke strekking horen bezigen: Jezus is een toffe peer, die hele rake dingen zei, maar we moeten hem ook weer niet vergoddelijken, hij is ‘maar’ een mens. Het rare is, dat mensen die dit beweren er ook vaak aan toevoegen dat zij de traditionele kerkelijke lezing van wie Jezus Christus was te eenzijdig vinden. Maar die traditionele lezing (ook hier heb ik eerder op gewezen), die óók Franciscus ten volste onderschrijft, hamert nu juist op de veelzijdigheid van Jezus Christus: Hij is volledig God én volledig mens (en dus niet ‘maar’ een mens!), en Zijn boodschap kent sociale én individuele én mystieke én politieke dimensies, die je nooit tegen elkaar kunt uitspelen. Daarmee heeft het orthodoxe christendom een soort waarborg tegen eenzijdigheid ingebouwd; de eenzijdigheid die de grondtrek van iedere vorm van fundamentalisme is.
Ach ja, de fundamentalistische verleiding… Ook dat is een terugkerende tendens in de geschiedenis van het christendom – of beter: in de geschiedenis van elke religie… nee, nee, nog beter: in de geschiedenis van de mens; want de geschiedenis van de religie is ten diepste de geschiedenis van de mens. Als je iets weet van die bewogen geschiedenis, of tenminste bereid bent er onbevangen naar te kijken, dan zie je dat het precies de georganiseerde religie is geweest die de fundamentalistische tendens voortdurend in toom heeft gehouden. Dat inzicht staat haaks op de populaire opinie dat religie goed en puur is totdat het georganiseerd en geïnstitutionaliseerd wordt. Maar de geschiedenis leert toch echt dat juist het idealiseren van zo’n ‘pure’, vrije religie leidt tot knechting en bloedvergieten. Het organiseren van religie, is – uiteraard met vallen en opstaan – het organiseren van vreedzame verscheidenheid.
Tolstoj werd destijds geëxcommuniceerd door de Russisch-Orthodoxe Kerk. Voor al die mensen met een onwrikbaar geloof in de slechtheid van het instituut kerk is dat natuurlijk een verdere bevestiging van hun waandenkbeeld. Maar in feite had Tolstoj zijn excommunicatie zelf al ingeluid: hij erkende de Kerk niet, ook hij meende dat de georganiseerde religie alleen maar afbreuk deed aan de ‘ware’, ‘zuivere’ religie.
Vanochtend las ik in de Volkskrant het intrigerende verhaal van zijn laatste levensdagen: over hoe hij, hoogbejaard, van huis wegliep en uiteindelijk zou sterven op een aftands stationnetje. Toen al werd er druk gespeculeerd over zijn beweegredenen. Het fascineerde mij te lezen dat de Russisch-Orthodoxe Kerk destijds beweerde, dat Tolstoj weg was gelopen om zich te verzoenen met de Kerk. De Kerk deed dat, aldus literair redacteur Arjan Peters, “in de hoop daarmee Tolstojs aanhang te beïnvloeden. Opdat de gelederen weer gesloten konden worden. Afgelopen met die flauwekul.”
Natuurlijk is het onwaarschijnlijk dat Tolstoj echt vrede ging sluiten met de Kerk. Maar de conclusie die hier wel uit te trekken valt is niet minder fascinerend: dat de Kerk postuum wel degelijk vrede probeerde te sluiten met Tolstoj.
N.B.: In zijn boek Heretics uit 1905, besteedde G.K. Chesterton een heel hoofdstuk aan de toen nog wel populaire beweging van Tolstoj. Hoewel het in dat opzicht wat gedateerd is, is het nog altijd een lezenswaardig schrijven. Maar nog veel lezenswaardiger is Chestertons biografie van die tijdloze Franciscus.